Zeelt

Tinca Tinca

 

Orde: Cypriniformes (Karperachtigen)
Familie: Cyprinidae (Karpers)
Geslacht en soort: Tinca Tinca (Zeelt)
Engelse naam: Tench
Duitse naam: Schleie
Franse naam: Tanch
paaitijd: mei-juli
paaigebied: plantenrijk areaal (Na 3 tot 4 jaar is de zeelt geslachtsrijp.)
maximale lengte: 60 cm
beschermde status in het wild: min. maat 25 cm

 

Verspreidingsgebied

Behalve over geheel Europa, Strekt het woongebied van deze soort zich ook uit over Klein-Azie en het westelijk deel van Siberië.

In het hier aangegeven areaal zijn de vissen in vrijwel alle langzaam stromende of stilstaande wateren met modderbodem en niet te lage stromende of stilstaande wateren met modderbodem en niet te lage watertemperatuur, te vinden. In het bergland van Europa zijn ze aangetroffen tot 1600 meter hoogte. In ons land is het een zeer bekende zoetwatervis, die leeft op plaatsen met een slijkachtige bodem en niet al te brak water.

 

Beschrijving

De huidskleur van de zeelt is ongeveer donker olijfgroen, verder is het lichaam goudachtig glanzend. De donkere kleur gaat onder de buik in een geelwitte tint over. De dikke vinnen zijn donkergrijs van kleur. Door de opvallend afgeronde vorm van al de vinnen onderscheidt hij zich van de overige karperachtige. De staartvin is in het midden nauwelijks ingesneden. Het lichaam van deze bewoners van stilstaand, of zwak stromend, modderig water, is op doorsnee ovaal. In elke mondhoek van de einstandige mond komt een kleine baarddraad voor. De dikke opperhuid boven de kleine schubben, is bij de zeelt bijzonder rijk aan slijmcellen, waardoor de vis zeer glad wordt. De lengte van volkomen uitgegroeide vissen kan 50 cm bedragen; grote exemplaren zijn echter zeldzaam. Bij 2/3-jarige vissen en oudere exemplaren kan men de geslachten onderscheiden. Zeeltmannetjes zijn doorgaans slanker van bouw en minder zwaar dan vrouwtjes. Bovendien bezitten de mannetjes spitsere buikvinnen. De slurfvormige bek met dikke vlezige lippen staat aan het einde van de stompe kop. In de bekhoeken zitten twee korte bekdraden. De opvallend heldere oranjerode ogen zijn vrij klein; als vis van het halfdonker gaat hij niet zozeer op zijn ogen af, maar veel meer op andere zintuigen.

Levenswijze

De Zeelt behoort, evenals de karper, tot de trage zwemmers. Gedurende zeer warme zomerdagen wordt nauwelijks gezwommen; ze houden dan een soort zomerslaap. In de winter trekt hij zich in de modder terug, graaft zich diep in en houdt zijn winterslaap. Zijn voedsel verzamelt hij dicht bij de bodem tussen de planten aan de oever.

Het bestaat uit Zowel planktondiertjes (watervlooien), slakjes, kleine mosseltjes, wormpjes, kleine kreeftachtigen (vooral waterpissebedden) en insectenlarven als levend en dood plantenmateriaal staan op het menu. De zeelt eet eigenlijk vooral wat de pot schaft en gewoon visvoer lusten ze ook graag. De voortplanting heeft plaats in de voorzomer van mei tot juni (juli). Ze zoeken in die tijd in kleine troepen ondiepe plaatsen met behoorlijke plantengroei op. Aan de planten worden de volgroeide wijfjes tot 300.000 eitjes van +/- 1mm doorsnee vastgekleefd. Een week ongeveer na de bevruchting komen de eitjes uit!.

 

(jonge zeelt)

Betekenis als consumptievis

De zeelt werd vroeger als consumptievis veel meer gewaardeerd dan tegenwoordig. Toen men op de buitenlandse markt (vooral van onze oosterlijke buren) nog goede prijzen kon bedingen. werd de zeelt naast de karper in de visvijver gekweekt. Voor de handelskwekers was de zeelt, vergeleken met de karper, nooit een prettige vis, omdat hij slechts zeer langzaam in gewicht toeneemt. Het dor de handel veel gevraagde minium-gewicht van 125 gram wordt pas na 3 jaar bereikt. Door de Nederlandse Heide Maatschappij werd, in de jaren dat er nog veel vraag naar zeelt was, de masourische zeelt als jongbroed in Nederlandse poldersloten uitgezet. Deze varieteit is lichter van kleur en hij groeit sneller dan onze inheemse zeelt. De sportvissers vertellen u, dat de zeelt dikwijls naar modder smaakt, indien hij direct na de vangst wordt gegeten. Het enige dagen in schoon water laten zwemmen, alvorens een zeelt voor een maaltijd toe te bereiden, komt de smaak zeer ten goede.


De Zeelt als aquariumvis

Het is een taaie vis, niet zeer gevoelig voor verontreinigingen van het water en tevreden met weinig zuurstof. Gezellig is hij in geen geval, doordat hij in het geheel niet, doch ligt stil tussen het dichte groen. Ook in de winterdag is het een vis, die wegkruipt en in rust de winter tracht door te komen. In onze huiskameraquaria met zandbodem kan hij zich uiteraard, doordat hij een slijkbodem verlangt, niet thuis voelen, waardoor hij meer geschikt is als vijvervis.

 

Varieteiten

 

(goudzeelt)

Ook de zeelt behoort tot de vissen, waarvan goudkleurige variëteiten bekend en door kweek vermeerderd werden. De zg. Goudzeelt, Tinca tinca var. aurata is een vis met overwegend goudkleurige huid, waarop hier en daar zwarte pigmentvlekken voorkomen. De vinnen van deze vissen zijn bleekgeel tot wit. Naast de goudkleurige vorm komt ook nog een variëteit met bleekgele huidskleur voor. Door de fijne kleine schubben schitteren ze bij opvallend licht prachtig. Evenals bij de karpers kent men ook hier door kweek verkregen vrijwel schubloze exemplaren, bekend als lederzeelten.

 

Bijzonderheden

Kan de zeelt een geneeskrachtige werking uitoefenen op gewonde medebewoners in het aquarium of de vijver? Dit is een vraagstuk, waarover van tijd tot tijd in de litteratuur opmerkingen opduiken. Tegenwoordig verwijst men degelijk beweringen naar het land der fabelen. Toch schijnt er een kern van waarheid in te zitten. Grijpen we terug naar onze oud-nederlandse geschriften, dan vinden we er bij bekende schrijvers opmerkingen over, waaruit blijkt, dat de zeelt bij het genezen van beschadigde vissen werkelijk werd gebruikt. in H.L. Spieghels, Hart-spieghel. welke hierover handelen.

- De visch ghewond, tracht aan de zeelt te medicijnen,

In de Middeleeuwse geneeskunde gold de zeelt ook als een werkzaam middel tegen allerlei menselijke kwalen zoals hoofdpijn, galstenen, ingewandwormen, jicht, geelzucht en oorontsteking. Zo zijn er nog meer aanwijzingen omtrent de opgemerkte geneeskracht door inwerking van het huidslijm van de zeelt, op andere vissen....

De Goudzeelt/zeelt wordt ook steeds meer gebruikt om Koi vijvers mede schoon te houden. Ze eten zelfs uitwerpselen van Koi. Wilde Zeelt wordt ook wel bij de vijver- of aquariumspecialist te koop aangeboden. Je moet uitkijken als je vissen uit het vrije water mengt met vijvervissen. Er zijn allerlei ziekten die in de vrije natuur wel voorkomen en onder kweekomstandigheden niet (of andersom). Besmettingen kunnen hier rampzalig zijn. Deze nemen vaak parasieten mee (karperluis, bloedzuigers, wormen), die in een relatief kleine biotoop als een vijver grote schade aan andere vissen kunnen toebrengen en bovendien moeilijk te bestrijden. Daarom is het ook mede verstandiger om een zeelt bij een dealer te kopen. Ze zijn dan wel wat kleiner maar het blijft leuk als u ze ziet opgroeien. En als u een exemplaar heeft op formaat... wees er dan zuinig op, en zeker als het een goudzeelt is. Want ik heb hier dan naast de kleine exemplaren ook 1 grote zwemmen en zoek er nog steeds meerdere van dit formaat!

 

© 2011 Koidream® (Disclaimer)